Dag 17 - Bunyonyi Lake (bezoek Pygmeeën dorp) - Reisverslag uit Bunyonyi, Oeganda van Anna Tour - WaarBenJij.nu Dag 17 - Bunyonyi Lake (bezoek Pygmeeën dorp) - Reisverslag uit Bunyonyi, Oeganda van Anna Tour - WaarBenJij.nu

Dag 17 - Bunyonyi Lake (bezoek Pygmeeën dorp)

Door: Anna on Tour

Blijf op de hoogte en volg Anna

04 Februari 2013 | Oeganda, Bunyonyi

Dag 17 – Maandag 4 februari 2013 – Habuharo Island op het Bunyonyi Lake

Ook vandaag hoeven we niet al te vroeg op te staan want we zullen pas om 9 uur onze lodge aan het Bwindi Forest verlaten. Maar van lang slapen komt weeral niets in huis. Om 6 uur in de ochtend laat de chauffeur net onder mijn kamerraam de motor van zijn zware jeep draaien. De uitlaatgassen komen zo mijn kamer binnen gewaaid en de auto, maakt zo’n zwaar vrachtwagengeluid, dat slapen niet meer lukt. Na 20 minuten word dit me toch een beetje teveel en ga ik in het donker naar buiten. De chauffeur is eerst nergens te vinden. Ik ga klagen bij de lodge en uiteindelijk komt er dan toch iemand de motor uitzetten. En zeggen dat die man uiteindelijk pas om 7u35 vertrok, maar toch vond hij dat zijn auto al vanaf 6 uur moest opwarmen. En dat terwijl het hier niet eens zo koud is. Wat een rare logica. In ieder geval, voor mij zat er geen slapen meer in. Nog een paar keer liggen draaien maar dan uiteindelijk maar opgestaan en aan mijn reisverslagen verder gewerkt. Na het ontbijt, ook nog even discussie over de prijs want ze hadden me teveel drankjes aangerekend. Deze lodge is misschien wel net aan het regenwoud gelegen, het personeel was wel vriendelijk maar de service was niet echt om over op te scheppen. In deze 3 dagen dat ik hier verbleven heb, werd de kamer nooit eens gedweild of uitgeveegd. Muskietennetten waren niet aanwezig. En daar ik regelmatig ongedierte moest doden, lag mijn vloer na 3 dagen vol met lijkjes. Ook de lakens of handdoeken werden nooit vervangen. Niet dat ik dat nodig vind, want het is toch ecologischer en niet zo noodzakelijk om dat dagelijks te doen. Maar als je dan ziet dat deze lodge veel duurder is dan de rest, het eten kost hier normaal gezien 25 dollar per maaltijd. Voor een lunchpakket vragen ze zelfs 15 dollar, dan vind ik dat het er toch wel ietsje netter mocht uitzien. De manager van de lodge was ook heel onvriendelijk voor zijn personeel. Deze plaats zou ik dus niet echt aanraden aan andere reizigers. De travellers Rest lodge waar we gisteren in Kisoro gegeten hebben, zag er veel beter uit & veel goedkoper. Voor wie toch in de Gorillalodge wil logeren, zou ik aanraden om de nieuwe kamers te kiezen die lager gelegen zijn. Deze waren wel veel netter en gelegen in een mooie tuin vol vogelgeluiden. Geen last dus van het personeel, van de auto’s op de parking en ver weg van de luidruchtige generator.

Het is 1u15 rijden tot aan het restaurant van de Heritagelodge. Van daaruit nemen we de boot naar Habuharo Island op het Lake Bunyonyi waar we ook deze nacht zullen slapen. Het boottochtje op dit prachtige meer zou maximum 40 minuten duren. Maar uiteindelijk varen we er meer dan anderhalf uur over. Ja… Afrikaanse tijd moet je soms wel wat anders interpreteren dan onze tijd! Ik vind dit niet erg, want het Bunyonyi meer is heel mooi en net zoals het Mutanda meer is het erg sprookjesachtig. Ook de lodge op dit piepkleine Habuharo eilandje is een waar paradijsje. Zoals gewoonlijk is het een eindje wandelen naar onze afzonderlijke tenten. Maar gelukkig staan er altijd enkele dragers voor ons klaar die onze valiezen in onze slaapruimte gaan plaatsen. Ook worden we steeds overal waar we aankomen heel vriendelijk verwelkomt met natte doekjes om het stof van onze gezichten en handen te wassen, een vriendelijke glimlach en een warm onthaalwoordje. En er staat altijd een heerlijk vers fruitsapje voor ons klaar. We mogen al direkt aan tafel en ook hier is het eten voortreffelijk. Wat is Uganda toch een waar paradijs voor zowel de smullers, de vogelliefhebbers, als de natuurliefhebber. En overal zijn de mensen supervriendelijk. Voor mij valt Uganda toch wel veel beter mee dan mijn vorige Madagaskar reis.

Na het eten kiezen de meeste van mijn medereizigers ervoor om een namiddagje uit te rusten in deze prachtige vogeltuin op het eilandje. Zelf kies ik ervoor om met een bootje opnieuw het meer op te varen. Na een uurtje varen gaan we aan land om er een een pygmeeen dorpje te gaan bezoeken. Aan onze vorige lodge (de gorillalodge) woonden er ook al een paar pygmeeen families die uit het regenwoud verbannen waren door de regering. Om zo nog beter plaats te kunnen bieden aan de gorillas. Deze pygmeeën die meestal niet groter zijn dan 1m50, zijn daar niet gelukkig mee. Het liefst zouden zij verder in de bossen blijven wonen zijn waar zij gewoon op wat stro en wat takken op de grond onder een van takken gemaakt hutje slapen of meestal zelfs in open lucht. Enkelen onder ons hebben toen ook het dorpje aan de rand van het regenwoud gaan bezoeken en dan hoef je wel een soort ingang te betalen en loopt er een plaatselijke gids met je mee. Dit geld wordt aan de community gegeven en daarmee hebben ze hier een schooltje gebouwd. Zo’n schooltje houdt wel niet veel in, een klein gebouwtje met een schoolbord en verder achteraan slechts 1 bankje. De kinderen hoeven dus op de grond te zitten.

Het pygmeeen dorpje dat ik nu ga bezoeken aan het Bunyonyi meer bestaat uit zo’n 70 dorpelingen. Ook zij werden verplicht om de hogerop gelegen bossen te verlaten. Zij komen allen uit het nabijgelegen Rwanda. Zij wonen hier nu zo’n 5 jaren in hutjes die door de regering gebouwd werden. Maar voor de rest hebben zij bijna geen andere bezittingen in de hutjes, zoals bijna overal hier in Uganda. Sommige kinderen zien er toch niet al te gezond uit. Sommige onder hen hebben wel heel erge dikke opgezwollen buikjes. Hun tandjes zijn reeds vroeg in heel slechte staat en sommige hebben oogziekten. Al bij het beklimmen van de berg, komen heel wat kinderen ons tegemoet gelopen en willen ze ons allemaal een handje geven bij de wandeling. Ik zit al aan al hun huidziektes te denken en zal blij zijn als we straks onze handen kunnen wassen in het meer als we terug op ons bootje zitten. We worden heel hartelijk door het dorpshoofd ontvangen, want sowieso weten zij wel al dat wij hier straks een flink sommetje geld voor de community zullen achterlaten. Onder leiding van de enthousiaste medicijnenvrouw van het dorp begint iedereen te zingen en te dansen voor ons. Ik kan het niet laten om met hen mee te dansen, op luid gelach van de hele gemeenschap. Ja, mijn stuntelig afrikaans gedans trekt natuurlijk op niet veel in vergelijk met hun dansen. Als we maar pret kunnen maken. Er zijn slechts 3 oudjes in dit dorp: eentje van 85 jaar, dan de medicijnvrouw die niet precies weet hoe oud ze is (vermoedelijk zo’n 60 jaar) en haar broer van 65 jaar. De man van 85 (een uitzondering hier om zo oud te worden), was altijd de chief (de big boss) van het dorp. Maar nu heeft die andere oude man van 65 zijn funktie overgenomen. Voor de rest bestaat het dorp voornamelijk uit kinderen en slechts enkele volwassenen want de meeste adulten hebben hier allemaal een heel grote kroost aan kinderen. Wanneer we opnieuw het bootje opgaan, springen zelfs sommige kinderen nog naakt het water in en zwemmen ons achterna in de hoop nog een fooi te krijgen. Nou zwemmen kon je dit niet echt noemen, het was eerder ploeteren dat ze deden. Wij staren dit spektakel zo aan, dat onze bootman het niet merkt en zodoende varen we recht de bamboegewassen in, onder luid jolijt van de kinderen in het water en op de oevers. Ja, een fijne namiddag was dit.

Na terugkeer op ons eilandje, mogen we alweer direkt aan tafel waar we bij kaarslicht genieten van onze maaltijd. Achteraf blijven we nog even nagenieten aan het kampvuur. Ik kijk erg uit naar deze nacht onder de sterrenhemel want slapen in een tent vind ik toch nog altijd de allergezelligste logeermanier. Maar dit valt tegen, want plots wordt ik erg ziek en lig ik uren te kreunen van de buik- en darmklachten. Het is zo pijnlijk dat ik het uithuil van de pijn. Ik ben dan ook genoodzaakt om verschillende pijnstillers na elkaar te slikken. Gelukkig kan niemand mij horen, want alle tenten staan heel ver van elkaar verspreid over het eiland. Een fijne nacht was dit dus niet. Achteraf hoor ik van anderen dat ze goed geslapen hebben, wel hadden Anton & Herma een slang in hun tenthut en kregen ze die maar niet naar buiten gejaagd. Het bleek een korte te zijn, een soort adder vermoed ik, maar meestal zijn dat nog de meest gevaarlijke van allemaal.


Wat extra informatie over pygmeeën bevolking:
Batwa en Bambuti, pygmeeën van Uganda.
Veel reisgezelschappen trekken naar Westelijk Uganda om een tocht te maken in het Rwenzori gebergte. Vaak wordt zo’n trip gecombineerd met een bezoek aan een pygmeeënfamilie, doorgaans behorend tot het Bambutivolk. Batwa zijn moeilijker te traceren, ze leven grensoverschrijdend met R.D. Congo als knechten en bedienden voor de Bahutu en de Batutsi. Uit de naamgeving wordt duidelijk dat het om Bantoevolkeren gaat (zonder het kenmerk van de Bantoeherkomst zijn de Hutu en de Tutsi de laatste jaren zeer negatief in de publiciteit geweest.) Zowel van de Batwa als van de Bambuti wordt aangenomen dat ze tot de oudste inwoners van Uganda gerekend moeten worden. Van de vroegste herkomst is weinig bekend, ze zijn echter verwant aan de pygmeeën die het Congogebied bewonen en aan het Ndorobovolk (net als de Batwa met de ondergang bedreigd) dat zich in Kenia gevestigd heeft. Ook de in Zuid-Afrika levende Hottentotten en Bosjesmannen hebben waarschijnlijk dezelfde voorvaderen.
De Bambuti leven in het uiterste westen van Uganda en van hen wordt aangenomen dat ze de oorspronkelijke bewoners van de Rwenzori zijn. Ze leven in clans, die soms wel meer dan 100 personen groot zijn. Ze leven van de jacht en ze verzamelen voedsel in de vorm van bodemgewassen, grondproducten en boomvruchten. Als gevolg van deze levenswijze is het noodzakelijk om regelmatig van vestigingsplaats te wisselen. Bambuti worden dan ook gekenmerkt als nomaden, ze leiden een zwervend bestaan. Er wordt van hen beweerd dat ze ook als kannibalen leven als er weinig of geen voedsel te vinden is. Een Bambuti wordt nauwelijks 150 centimeter hoog. Hoewel ze bijzonder dikke lippen en een betrekkelijk grote, platte neus hebben, wordt hun uiterlijk veelal omschreven als ‘knap’. Dit wordt in belangrijke mate veroorzaakt door hun lichtbruine huidskleur en hun donzige haar. Ze wonen in hutten die opgetrokken zijn uit bladeren. Alleen de geoefende Bambutikenner zal zo’n hut kunnen vinden. Er is een ingang waardoor zelfs de bewoners slechts op de knieën naar binnen kunnen. Bambuti zijn meesters in het camoufleren.
Het volk leeft in hoofdzaak van vlees, product van hun jacht. Aanvullend worden er bananen en aardappels genuttigd die ze krijgen door middel van ruilhandel met of diefstal van de omwonende Bantoevolkeren. Tijdens de jacht, waarin ze zeer bedreven zijn, houden zij zich in leven met vruchten en aardknollen, voedsel dat overigens eveneens op het dagelijkse menu van vrouwen en kinderen staat. Kinderen zijn al op zeer jonge leeftijd in staat voedsel te verzamelen. Zowel de mannen als de vrouwen verlaten de woning niet zonder de wapenuitrusting die kenmerkend is voor de Bambuti: een kleine handboog, pijlen (meestal met giftige punten) en een speer voorzien van een weerhaak. Als het moeilijk is om voedsel te vinden op de traditionele manier, roven ze simpelweg het land van een omwonende Bantoe leeg. Bambuti worden gevreesd om hun agressiviteit en wanneer een Bantoe een Bambuti op zijn land ontdekt, is dit vaak een reden om zich te verschuilen.
Wanneer de Bambuti op jacht gaan doen ze dit in groepen. Ze wachten bij een drinkplaats totdat er wild verschijnt en proberen dan een maaltijd te verschalken. Het maakt ze niet uit wat ze schieten, het zijn wat dat betreft alleseters. Zelfs een olifant wordt niet versmaad. Er is dan echter een probleem: hoe krijg je met een groep jagers van wie de gemiddelde lengte slechts 1,5 meter bedraagt, een olifant in het dorp. De Bambuti lossen dit probleem op door zich met hun gehele clan rond het dode dier te vestigen. Ze trekken weer verder als er nog slechts een karkas over is, het ivoor wordt geruild voor levensmiddelen bij de Bantoes.
Bambuti zijn niet gewend aan kleding en het liefst lopen ze naakt. Zodra ze echter iets buiten hun dorp te doen hebben omgorden zowel mannen als vrouwen zich met een riem van dierenhuid waarbij de voor- en achterzijde tussen de benen met elkaar wordt verbonden door middel van een andere strook huid. Versieringen kennen ze niet, slechts sporadisch treft men een Bambuti met een halsketting of armband. De aankleding van hun hut is al even sober: een dierenhuid om op te slapen is meestal de enige inventaris. In een enkel geval zijn er wat kookpotten van aardewerk.
De taken bij de Bambuti zijn strikt gescheiden. Mannen gaan op jacht, vrouwen zorgen voor het eten dat, als het maar even mogelijk is, in de openlucht wordt bereid. Tijdens hun trektochten worden alle bezittingen door de vrouwen gedragen, de mannen dragen slechts hun wapenuitrusting. Op een nieuwe vestigingsplaats aangekomen bouwen de vrouwen nieuwe hutten.

Mijn logeeradres is op Habuharo eiland middenin het meer van Bunyonyi:
www.heritagelodgesuganda.com





  • 02 Maart 2013 - 12:21

    Dominique:

    Leerrijk, zo weten we alweer wat meer over de Oegandese "aboriginals"

  • 07 September 2016 - 11:03

    Daan:

    gewldig

Tags: Anna on Tour

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Anna

Altijd klaar voor een nieuw reisavontuur !

Actief sinds 18 Jan. 2013
Verslag gelezen: 1429
Totaal aantal bezoekers 96505

Voorgaande reizen:

06 November 2014 - 03 December 2014

Eilandhoppen op de Canarische archipel

04 Maart 2014 - 26 Maart 2014

'Pura Vida' in Costa Rica

18 Maart 2013 - 12 April 2013

Incredible India

19 Januari 2013 - 10 Februari 2013

Op safari doorheen de parel van Afrika... Uganda

01 Januari 2013 - 02 Januari 2013

Anna on Tour... een extra woordje uitleg...

Landen bezocht: